SCHILLERS DON CARLOS: EEN GEBREK AAN STRUCTUUR
Hoe rijk het ook is aan ideeën en emoties, het toneelstukDon Carlosvertoont een grote tekortkoming, namelijk een gebrek aan structuur. Een mogelijke verklaring daarvoor is het feit dat Schiller het schreef in een periode van vier jaar (1783-1787), met allerlei onderbrekingen, waaronder de creatie vanKabale und Liebe. Toen het drama eindelijk af was, bleek het een monsterlijke lengte van 6000 verzen te hebben, het dubbele vanDie Räuber,Kabale und LiebeenDie Jungfrau von Orléans– waarop Verdi repectievelijkI masnadieri,Luisa MillerenGiovanna d'Arcozou baseren.
Geen wonder dat Verdi en zijn librettisten bij het componeren van de opera door die enorme omvang in de problemen kwamen. De eerste zes maanden van 1866 werkte Verdi ijverig aanDon Carlos, en toen hij in juli van dat jaar in Parijs arriveerde, had hij een zo goed als voltooide partituur bij zich. De repetitieperiode was lang en zwaar, en tegen het einde ervan bleek dat er moest worden gecoupeerd omdat de opera veel te lang was.
Na de met weinig enthousiasme ontvangen première op 11 maart 1867 en de geplande reeks voorstellingen zouDon Carlosvanaf 1869 voorlopig van het repertoire van de Opéra verdwijnen. Ondanks de coupures die voor de generale repetitie en zelfs nog na de première waren doorgevoerd, bleef de grote lengte een van de voornaamste blokkades op de weg naar echte populariteit.
VERDI ZET DE SCHAAR IN DON CARLOS
Geen enkele componist stemt zonder slag of stoot in met het aanbrengen van coupures: instinctmatig zal een toondichter zijn geesteskinderen in bescherming nemen tegen dergelijke ‘amputaties’. Maar Verdi was realistisch genoeg om te weten wanneer hij moest toegeven. In 1872 had hij voor Napels al flink inDon Carlo(zoals de opera in het Italiaans heet) gesneden.
Met het oog op voorstellingen in Wenen werd hem tien jaar later verzocht het werk rigoureus terug te brengen naar vier akten. De componist schreef daarover ironisch aan zijn vriend Giuseppe Piroli (3 december 1882): "In deze stad sluiten de conciërges, zoals je weet, om tien uur ’s avonds de voordeuren van de huizen, en om die tijd zit iedereen aan het bier en het gebak. Als gevolg daarvan moeten alle theatervoorstellingen op tijd zijn afgelopen. Te lange opera’s worden onbarmhartig geamputeerd, zoals overigens in elk willekeurig theater in Italië. Maar als het echt onvermijdelijk is dat men mij mijn benen afzaagt, dan wil ik tenminste zelf het mes slijpen en hanteren."
In de jaren 1882-1883 pakte Verdi zijn Don Carlo stevig aan, waarbij hij niet alleen sommige delen die hij eigenlijk niet goed genoeg vond herschreef, maar vooral een aantal ingrijpende coupures aanbracht. De belangrijkste daarvan: het schrappen van de gehele eerste akte, die in Fontainebleau speelt (waaruit Verdi Carlo’s aria ‘Io la vidi’ voor een goed begrip van de handeling overnam in de nieuwe eerste akte), van het ballet en de eraan voorafgaande scène in de (oude) derde akte, en van het koor van de Inquisitie in de (oude) vijfde akte.
DON CARLO IN VIER BEDRIJVEN
Uiteindelijk was de componist niet ontevreden over de versie in vier bedrijven. In een brief aan zijn vriend Opprandino Arrivabene schreef hij (15 maart 1883): "De coupures schaden het muzikale drama niet. Integendeel, door het in te korten maken ze het levendiger. Het stuk wordt korter en veel krachtiger."
Hoewel het vervallen van de Fontainebleau-akte, waarin Don Carlo en Elisabetta elkaar als verloofden ontmoeten en op het eerste gezicht verliefd raken, de toeschouwer berooft van belangrijke informatie (en van prachtige muziek), wint de opera in een verkorte versie inderdaad aanzienlijk aan spanning en zeggingskracht. De versie in vier akten ging niet in Wenen in première, maar in Milaan, en wel in het Teatro alla Scala, op 10 januari 1884. Het is deze ‘Milanese’ Don Carlo die door De Nationale Opera wordt gepresenteerd.
EÉN OPERA, VIJF VERSIES
Voor de volledigheid moet worden vermeld dat deze versie niet de laatste is: in 1886 zou voor uitvoeringen in Modena de eerste akte weer worden teruggeplaatst. Dat brengt het totale aantal hoofdversies op vijf: 1. de Franse oerversie uit 1866, 2. de in 1867 gepubliceerde Parijse versie (vijf akten plus ballet), 3. de Napolitaanse versie uit 1872 (die gelijk is aan de Parijse, afgezien van wijzigingen in de duetten tusen Posa en Filippo, en tussen Carlo en Elisabetta), 4. de Milanese versie in vier akten zonder ballet uit 1884 en 5. de Modena-versie uit 1886 (vijf akten zonder ballet).